Karel Appel is een van mijn favoriete kunstenaars. Zijn schreeuwende doeken maken mij tekstloos, en de totale absurditeit van zijn sculpturen komt bij mij binnen zonder dat ik er verder woorden aan kan geven. De totale eigenzinnigheid van de man zelf zet mij aan tot vragen waar geen antwoord op is. Mijn favoriete categorie vragen, die waar je stil van wordt. Hoe authentiek ben ik zelf? Hoe is het mogelijk om zulke kunst te maken en, nog belangrijker, dat het mij zo aanspreekt en anderen het bagger vinden?
Over een goed doek hou je je bek.
Horen doen we hem inmiddels niet meer, maar wat hij aan woorden had over stilte overtrof alle wetenschap wat mij betreft. En aan duidelijkheid liet het niet te wensen over. Zo abstract als zijn werk was, zo helder was zijn taal.
Zo vond hij bijvoorbeeld eindeloos ‘gelul’ over een schilderij maar onzin. ‘Bij een goed doek hou je je bek’, waarmee hij maar wilde zeggen dat redeneren niet bij kunst hoort. Zo vertaalde ik het dan toch. Want ik vroeg me altijd al af waarom kijken naar moderne kunst toch steeds gepaard moest gaan met interpretatie. Waarbij daarna dan steeds weer gezegd werd dat iedereen kunst anders ervaart. Daar was het toch niet voor bedoeld, dacht ik, maar wat wist ik er nou van als consument. Totdat ik de meester zelf aan het woord hoorde – ik was intussen al ruim over de 30 – was ik gaan geloven dat je op die manier naar kunst moest kijken, al redenerend. En ziedaar, het hoefde niet meer. Ik was vrij om er in stilte van te genieten.
Dat relativeren, argumenteren, redeneren doen we zo goed dat ieder gevoel ermee opzij kan worden gezet, lijkt het. Maar gevoelens zijn behoorlijk hardnekkig en willen aandacht. Daarom werkt troost in de vorm van een peptalk ook bijna nooit.
Als ik koppels in de spreekkamer heb blijkt vaak dat de ene partner de gevoelens van de andere partner probeert weg te redeneren, maar het sluit niet aan. Het zijn appels en peren. De een geeft aan bang te zijn dat het zwanger worden nooit gaat lukken, de ander zegt ‘maar dat weet je toch nog helemaal niet?’ Tja, feiten neutraliseren angsten helaas niet, noch goede bedoelingen.
Als schilder ben je altijd alleen in de wereld
In de therapeutische samenwerking ontstaat er soms pure kunst, zoals het uitwerken van een hoogstpersoonlijke (maar misschien lichtelijk foute) tactiek om met een lastige ex om te gaan. Methodiekboeken zwijgen daarover als het graf. Zoiets ontstaat uit een creatief proces van twee mensen die meer ideeën hebben dan een. Wat een boost kan dat geven.
Appel vond dat je alleen in je eentje iets echts kan maken. In de stilte dus. ‘Je moet alleen zijn, anders kan je niets maken’. Echte creativiteit zit van binnen.
Dat zal heus zo zijn als je een briljante kunstenaar bent, maar het gaat voor mij als therapeut niet op en voor de cliënt ook niet. Die heeft het meestal al veel te lang alleen gedaan en loopt dezelfde kringetjes. Cliënten voelen zich vaak alleen met hun last, want alleen hun mooie en vrolijke kleuren mogen op het doek tegenwoordig. Zoals Appel zegt: ‘als schilder ben je altijd alleen in de wereld.’ Hij had zijn schilderijen waarmee hij zich kon uiten, en het deerde hem weinig wat anderen vonden. Andere mensen houden het allemaal binnen omdat we de noodzaak en groeikracht van bepaalde emoties niet meer zien. Of willen zien. Ze kijken teveel naar binnen, en het naar buiten kijken hoort er ook bij volgens Appel: ‘Ik moet veel uit het raam kijken’.
Dan is het de kunst voor mij om iets toe te voegen aan het verhaal en daarna de stilte het werk te laten doen. De cliënt gaat ermee naar huis en suddert erop tot er de volgende keer weer woorden aan gegeven worden. Zonder stilte geen muziek. En langzaam gaat het verdriet veranderen, wordt het een nieuw en persoonlijk verhaal.
En over een goed verhaal ga je niet zitten argumenteren.